5:00
Gehen
56
Lernen
Überprüfung
Ich gehe nach Hause
ik
ga
naar
huis
Du gehst in die Bibliothek
Singular, eine Person
Jij
gaat
naar
de
bibliotheek
Er geht zur Schule
Hij
gaat
naar
school
Sie geht in die Bibliothek
Zij
gaat
naar
de
bibliotheek
Wir gehen ins Kino
Wij
gaan
naar
de
bioscoop
Sie gehen in die Bäckerei
Zij
gaan
naar
de
bakker
Ihr geht zur Bank
Plural, mehrere Personen
Jullie
gaan
naar
de
bank
Ich gehe zur Polizeistation
Ik
ga
naar
het
politiebureau
Du gehst nach Hause
Singular, eine Person
Jij
gaat
naar
huis
Er geht in die Bibliothek
Hij
gaat
naar
de
bibliotheek
Sie geht zur Schule
Zij
gaat
naar
school
Wir gehen zur Bäckerei
Wij
gaan
naar
de
bakker
Sie gehen ins Kino
Zij
gaan
naar
de
bioscoop
Ihr geht in die Kirche
Plural, mehrere Personen
Jullie
gaan
naar
de
kerk
Ich gehe nicht in die Bar
Ik
ga
niet
naar
de
bar
Du gehst nicht zur Bushaltestelle
Singular, eine Person
Jij
gaat
niet
naar
het
busstation
Er geht nicht ins Café
Hij
gaat
niet
naar
het
café
Sie geht nicht in die Kirche
Zij
gaat
niet
naar
de
kerk
Wir gehen nicht ins Fitnessstudio
Wij
gaan
niet
naar
de
sportschool
Sie gehen nicht zum Friseur
Zij
gaan
niet
naar
de
kapper
Ihr geht nicht zum Barbier
Plural, mehrere Personen
Jullie
gaan
niet
naar
de
kapper
Ich gehe nicht zum Busbahnhof
Ik
ga
niet
naar
het
busstation
Du gehst nicht in die Bar
Singular, eine Person
Jij
gaat
niet
naar
de
bar
Er geht nicht in die Kirche
Hij
gaat
niet
naar
de
kerk
Sie geht nicht ins Café
Zij
gaat
niet
naar
het
café
Wir gehen nicht zum Friseur
Wij
gaan
niet
naar
de
kapper
Sie gehen nicht zum Barbier
Zij
gaan
niet
naar
de
kapper
Ihr geht nicht ins Fitnessstudio
Plural, mehrere Personen
Jullie
gaan
niet
naar
de
sportschool
Ich ging zum Rathaus
Ik
ging
naar
het
stadhuis
Du gingst zum Hotel
Singular, eine Person
Jij
ging
naar
het
hotel
Er ging auf einen Bauernhof
Hij
ging
naar
een
boerderij
Sie ging ins Museum
Zij
ging
naar
het
museum
Wir gingen zum Parkplatz
Wij
gingen
naar
de
parkeerplaats
Sie gingen in die Apotheke
Zij
gingen
naar
de
apotheek
Ihr gingt zur Polizeistation.
Plural, mehrere Personen
Jullie
gingen
naar
het
politiebureau
Ich bin nicht zur Post gegangen
Ik
ben
niet
naar
het
postkantoor
gegaan
Du bist nicht ins Restaurant gegangen
Singular, eine Person
Jij
bent
niet
naar
het
restaurant
gegaan
Er ist nicht in den Zoo gegangen
Hij
is
niet
naar
de
dierentuin
gegaan
Sie ist nicht in den Supermarkt gegangen
Zij
is
niet
naar
de
supermarkt
gegaan
Wir sind nicht in die Schule gegangen
Wij
zijn
niet
naar
de
school
gegaan
Sie sind nicht in eine Bibliothek gegangen
Zij
zijn
niet
naar
een
bibliotheek
gegaan
Ihr seid nicht zum Rathaus gegangen
Plural, mehrere Personen
Jullie
zijn
niet
naar
het
stadhuis
gegaan
Gehe ich in eine Bäckerei?
Ga
ik
naar
een
bakkerij?
Gehst du zur Bank?
Singular, eine Person
Ga
jij
naar
de
bank?
Geht er in eine Bar?
Gaat
hij
naar
een
bar?
Geht sie zu einer Bushaltestelle?
Gaat
zij
naar
een
busstation?
Gehen wir in ein Café?
Gaan
wij
naar
een
café?
Gehen sie in eine Kirche?
Gaan
zij
naar
een
kerk?
Geht ihr in ein Kino?
Plural, mehrere Personen
Gaan
jullie
naar
een
bioscoop?
Ging ich dort?
Ben
ik
daarheen
gegaan?
Warst du beim Friseur?
Singular, eine Person
Ben
jij
naar
een
kapper
gegaan?
Ging er zum Barbier?
Is
hij
naar
een
kapper
gegaan?
Ging sie in ein Krankenhaus?
Is
zij
naar
een
ziekenhuis
gegaan?
Gingen wir in ein Hotel?
Zijn
wij
naar
een
hotel
gegaan?
Gingen sie auf einen Bauernhof?
Zijn
zij
naar
een
boerderij
gegaan?
Gingt ihr in einen Museum?
Plural, mehrere Personen
Zijn
jullie
naar
een
museum
gegaan?
Lernen
Alle
Alle Lektionstypen lernen
Übersetzen
Übersetze von Niederländisch nach Deutsch
Übersetzen
Übersetze von Deutsch nach Niederländisch
Hören
Hör zu und wähle den richtigen Niederländisch Satz aus
Hören
Hör zu und wähle den richtigen Deutsch Satz aus
Aufbau
Bringe die Wörter oder Buchstaben in die richtige Reihenfolge
Wechsel
Finde heraus, welches Wort ersetzt wurde
Leer
Ergänze das fehlende Wort im Satz
Reset progress
Lernen
Rangliste
Konto
Plus