5:00
Zeggen
58
Leren
Herhalen
Ik zeg alles
Mondok
mindent
Jij zegt niks
enkelvoud, één persoon
Nem
mondasz
semmit
Hij zegt veel
Sokat
mond
Zij zegt weinig
Keveset
mond
Het zegt iets
Mond
valamit
Wij zeggen niets
Nem
mondunk
semmit
Zij zeggen veel
Sokat
mondanak
Jullie zeggen iets
meervoud, meerdere mensen
Mondtok
valamit
Ik zeg niets
Nem
mondok
semmit
Jij zegt alles
enkelvoud, één persoon
Mindent
elmondasz
Hij zegt weinig
Keveset
mond
el
Zij zegt veel
Sokat
elmond
Het zegt niets
Nem
mond
semmit
Wij zeggen iets
Mondunk
valamit
Zij zeggen iets
Mondanak
valamit
Jullie zeggen veel
meervoud, meerdere mensen
Sokat
elmondtok
Ik zeg niet alles
Nem
mondok
el
mindent
Jij zegt niks
enkelvoud, één persoon
Nem
mondasz
semmit
Hij zegt niet veel
Nem
mond
sokat
Zij zegt niet weinig
Nem
mond
keveset
Het zegt niets
Nem
mond
semmit
Dat zeggen wij niet
Nem
ezt
mondjuk
Zij zeggen niet veel
Nem
mondanak
sokat
Jullie zeggen niet veel
meervoud, meerdere mensen
Nem
mondasz
sokat
Ik zeg niets
Nem
mondok
semmit
Jij zegt niet alles
enkelvoud, één persoon
Nem
mondasz
el
mindent
Hij zegt niet veel
Nem
keveset
mond
Zij zegt niet veel
Nem
mond
sokat
Het zegt dat niet
Nem
ezt
mondja
Wij zeggen niets
Nem
mondunk
semmit
Zij zeggen niet veel
Nem
sokat
mondanak
Jullie zeggen niet veel
meervoud, meerdere mensen
Nem
mondtok
sokat
Ik zei niks
Nem
mondtam
semmit
Jij zei alles
enkelvoud, één persoon
Mindent
elmondtál
Hij zei veel
Sokat
elmondott
Zij zei iets
Mondott
valamit
Wij zeiden weinig
Elmondtunk
egy
keveset
Zij zeiden niets
Nem
mondtak
semmit
Jullie zeiden alles
meervoud, meerdere mensen
Mindent
elmondtál
Ik heb niet veel gezegd
Nem
sokat
mondtam
Jij hebt niet alles gezegd
enkelvoud, één persoon
Nem
mondtál
el
mindent
Hij heeft niets gezegd
Nem
mondott
semmit
Zij heeft het niet gezegd
Nem
mondta
Dat hebben wij niet gezegd
Nem
ezt
mondtuk
Zij hebben veel gezegd
Nem
mondtak
keveset
Jullie hebben het niet gezegd
meervoud, meerdere mensen
Nem
mondtátok
Zeg jij iets?
enkelvoud, één persoon
Mondasz
valamit?
Zegt hij iets?
Mond
valamit?
Zegt zij dit?
Ezt
mondja?
Zeggen wij iets?
Mondunk
valamit?
Zeggen zij iets?
Mondanak
valamit?
Zeggen jullie het?
meervoud, meerdere mensen
Azt
mondjátok?
Heb jij iets gezegd?
enkelvoud, één persoon
Mondtál
valamit?
Heeft hij iets gezegd?
Mondott
valamit?
Heeft zij dat gezegd?
Azt
mondta?
Hebben wij iets gezegd?
Mondtunk
valamit?
Hebben zij iets gezegd?
Mondtak
valamit?
Hebben jullie dat gezegd?
meervoud, meerdere mensen
Azt
mondtátok?
Leren
Alle
Leer alle lessen
Vertalen
Vertaal van het Hongaars naar het Nederlands
Vertalen
Vertaal van het Nederlands naar het Hongaars
Luisteren
Luister en kies de juiste Hongaars zin
Luisteren
Luister en kies de juiste Nederlands zin
Bouwen
Zet de letters en woorden in de juiste volgorde
Wisselen
Ontdek welk woord is verwisselt
Blanco
Vul het ontbrekende woord in
Reset progress
Leren
Scorebord
Account
Plus